Wij werken als eekhoorntjes: overal waar we komen, verzamelen we foto’s van het materiële puin van het industriële consumentisme, om die later te gebruiken. We fotograferen ofwel ter plaatse, ofwel bouwen we in onze studio assemblages en decors uit gevonden objecten met het doel om ze vervolgens te fotograferen.
We benaderen alledaagse objecten en ruimtes met nieuwsgierigheid, verwondering en speelsheid, zoals katten die een nieuwe sofa ontdekken. Spel — het bijna magische, kinderlijke vermogen om betekenis aan een omgeving te geven zonder de last van logica — vormt de hoeksteen van onze samenwerking als duo. Zo veranderen we banaliteit in poëzie, met fotografie als het kernmedium van een rijk gelaagde mixedmediataal aan de grenzen van narrativiteit en materialiteit.
Alles wat we maken, doen we samen. Elk van ons kan het initiatief nemen en is vrij om te veranderen wat de ander heeft gedaan. Deze collaboratieve en iteratieve werkwijze verloopt echter niet soepel, want het betekent dat beelden door twee breinen verwerkt worden, waardoor ons werk een eindeloze poging wordt om objecten scherp te stellen onder onmogelijke optische omstandigheden. In die zin is ons fotografiewerk wellicht ook een uitgebreide autobiografische selfie van de onuitputtelijk diepe en complexe relatie tussen een ouder en een geadopteerd kind, die samen ook een kunstenaarsduo vormen. We beseffen dat deze iteratieve spanning niet bedoeld is om opgelost te worden. Ze is veeleer generatief, en we omarmen de manier waarop ze ons werk als duo definieert.